Glucose.

      

    Glucose of druivensuiker is een van de vele natuurlijke suikers. Het komt voor in veel planten, vooral in het sap van zoete vruchten. In het dierlijk en het menselijk lichaam kan glucose niet alleen worden aangetroffen in bloed en lymfe maar ook als bestanddeel van grote moleculen in vele organen. Het speelt een rol bij de suikerstofwisseling en is wegens zijn grote oplosbaarheid ideaal te transporteren van en naar alle delen van het door bloed- en lymfvaten doorstroomde lichaam. Als onderdeel van de spijsvertering speelt glucose een belangrijke rol omdat alle koolwaterstoffen(koolhydraten) die de mens als voedsel gebruikt in het darmstelsel worden omgezet in deze suiker(glucose). Met de bloedbaan wordt de glucose naar de centrale voedselopslagplaats, de lever, gevoerd, waar het voor het belangrijkste deel wordt omgezet in de onoplosbare vorm, het glycogeen. De omzetting van glucose in glycogeen geschiedt onder invloed van het hormoon insuline. Dit wordt door speciale cellen in de alvleesklier(de eilandjes van Langerhans), aangemaakt. Het insuline regelt derhalve de suikerstofwisseling en is werkzaam door de aanwezigheid ervan in de bloedbaan, in het bijzonder echter in de lever en in de spieren. De uiteindelijke regeling heeft niettemin plaats in de hersenen, in het "suikercentrum", van waaruit doorlopend signalen aan de lever en de spieren worden doorgegeven om voldoende glycogeen om te zetten in glucose voor verbranding. 

    Afbraak van glycogeen. 
     

    In dit systeem speelt verder ook het bijniermerg een rol door afscheiding van het hormoon adrenaline, dat omgekeerd glycogeen omzet in glucose. Insuline, glucagon en adrenaline hebben dus ten opzichte van glucose een tegengestelde werking, of anders gezegd: insuline zet glucose om in onoplosbaar glycogeen, terwijl adrenaline het glycogeen weer omzet in oplosbaar glucose, dat naar de plaats van bestemming kan worden gevoerd door bloed en lymfe. Bij een overproductie van insuline zorgt glucagon voor een normalisering. De eerste omzetting van zetmeelhoudende voedingsmiddelen heeft plaats in de mond waar het belangrijkste speekselenzym( amylase) allereerst het zetmeel afbreekt tot maltose, terwijl het maltase-enzym de maltose afbreekt tot glucose. 

      

    De enzymatische afbraak van zetmeel. 
     

     

    Glucose wordt uit de darminhoud snel opgenomen door de cellen van de darmwand en met het poortaderbloed naar de lever gevoerd om te worden opgeslagen als glycogeen. Glucose kan worden beschouwd als de menselijke brandstof, d.w.z., de leverancier van arbeidsvermogen. Het is voor de werking van alle levensprocessen van het grootste belang dat de lichaamsvloeistoffen over een vrijwel constant gehalte aan "bloedsuiker" kan beschikken (Glycemie). Dit gehalte mag niet te hoog noch te laag zijn. Normaal waarde 76-110 mg/dl volgens Schmidt F.H (Boehringer Manheim). 

    Bij het verrichten van zware lichamelijke arbeid neemt de behoefte( het verbruik) sterk toe, terwijl de voorraad slechts van tijd tot tijd wordt aangevuld. Slechts de beschikking over een zekere voorraad in de lever kan ervoor zorgen dat onder dergelijke omstandigheden geen ernstige tekorten optreden. Daarnaast bezitten de spieren zelf een voorraad voor onmiddellijk gebruik (b.v. de spurt van 100 m ,een anaërobe inspanning). Nu is het opmerkelijk, dat wanneer bij overmatig verbruik van glucose de voorraad in de spieren zowel als in de lever uitgeput raakt en het bloedsuiker gehalte beneden een toelaatbaar minimum dreigt te zullen dalen de eiwitvoorraden in de lever worden aangesproken, deze in nieuw glycogeen worden omgezet en dit weer in glucose 

    Schema van omzetting  
     

    In het tegengestelde geval dat overmatige ophoping van glucose zou optreden wordt de overmaat afgevoerd via de urine. Bij dit zeer ingewikkelde complex van regelmechanismen zijn vele enzymen en hormonen betrokken. In twee stofwisselingskringen speelt glucose een belangrijke rol bij de wisselwerking tussen spieren en lever. In de eerste plaats wordt de door het bloed aangevoerde glucose uit de lever in het spierweefsel omgezet in pro-druivensuiker(pyrovaat).Uit de spieren wordt, onder afbraak van eiwitten ,met name aminozuren, door opnamen van een aminogroep alanine aan de bloedbaan afgegeven. In de lever wordt weer een aminogroep afgesplitst en na omzetting in ureum naar de nieren afgevoerd(ketonen), terwijl het pyrodruivesuiker wordt omgevormd. Na extreme vasten periodes breekt het lichaam zich zelf af om voor als nog glucose te kunnen synthetiseren. 

    Ref.:Morton,J,Studies in biology n_7.Edward Arnold (Publishers) Ltd.,1979 2e druk.Wolfe,S.L. Biology of the cell.Belmont(California).Lehninger, A.L., Principles of Biochemestry New York. 

    De glucose belastingsproef O.G.T.T. 

    Is een onderzoek waarbij de bloedsuiker glucose wordt toegediend via de mond of per injectie in een ader, teneinde na te gaan of er afwijkingen bestaan van de glucosestofwisseling in het lichaam. Teneinde de werking van een orgaan of orgaansysteem na te gaan kan men het orgaan een extra taak opleggen(belasten) en onderzoeken of deze taak ook volbracht kan worden. Na toediening van glucose in de vorm van tabletten -of poeder druivensuiker via de mond zal dit uit de darm in het bloed worden opgenomen. Het bloedsuikergehalte gaat dan stijgen, maar het organisme zal proberen deze stijging tegen te gaan door een extra afgifte van insuline uit de alvleesklier. Normaal stijgt het bloedsuikergehalte na 1 gram per kg lichaamsgewicht 30-50 mg/dl, verder dat deze top na 30-45 minuten wordt bereikt en na 3 uur de uitgangswaarde weer is bereikt. De werkwijze is bij een dergelijke proef als volgt: De patiënt wordt nuchter gehouden vanaf 22 __ uur 's avonds voordien. 's Ochtends wordt bloed afgenomen voor een bloedsuiker bepaling. Direct daarna wordt via de mond glucose gegeven nl,1 gr per kg lichaamsgewicht in een 20 %-oplossing(meestal 75 gr in 200 ml water).Vervolgens wordt bloed afgenomen voor een bloedsuiker bepaling 30, 60, 90 en 120 minuten na het drinken van de glucose oplossing. Bovendien wordt voor, tijdens en na de proef urine verzameld, dit om de glucose tolerantie van de nieren te controleren. De resultaten worden opgetekend in een grafiek en aan de hand hiervan kan de arts beoordelen of er spraken is van een normale of abnormale stofwisseling van glucose in het lichaam. 

      

      
     

      
    Normaal:Nuchtere glycemie<110 mg% en na 2 uur <110 mg%
    Diabetes mellitus: Glycemie na 2 uur >200 mg% + 2 waarden tussen 0 en 2 uur >200 mg%
    Gestoorde GTT: Glycemie na 2 uur tussen 110 mg% en 200 mg%
    +1 waarde tussen 0 en 2 uur >200mg%.
     

    De volgende testen worden bij twijfel steeds aangevraagd om een betere indicatie om het verloop van de mogelijke diabetes te volgen :HbAc1(geglyceerd hemoglobine) en insuline hormoon. 

    Diabetes Melitus 

      

    Diabetes Melitus komt zeer veel voor, ongeveer 200 miljoen mensen lijden aan deze ziekte. Het is de derde meest voorkomende metabolische ontregeling .Mogelijk is deze aandoening erfelijk. Het syndroom bestaat uit een te hoog glucose gehalte in het bloed, tevens is er een duidelijk verband tussen de lipiden en eiwitstofwisseling, met een relatief of absoluut te kort aan insuline. De meest ernstige vorm is de ketoacidose diabetes. Diabetes Melitus veroorzaakt vasculaire problemen door artherosclorosis, specifiek ter hoogte van de kleine bloedvaten(microangiopaty), nieren en ogen(retinopaty).Tevens kan het gangrene voeten, hartziekten door arthersclorosis, blindheid en uremia veroorzaken. De levensverwachting van ernstige diabetes Melitus patiënten is niet erg hoog, doch zijn er patiënten die het gedurende vele tientallen jaren goed doen. De vroege dood wordt tegenwoordig vooral veroorzaakt door cardiovasculaire- of nier aandoeningen. 

    De diagnose. 

    -Vermoeidheid en grote dorst. 

    -Het voorkomen van glucose in de urine. 

    -Een te hoge glucose gehalte in het bloed. 

    -Na een rijke maaltijd aan koolhydraten mag na 1 uur en na 2 uur het glucose in het bloed niet hoger bedragen dan 200 mg/dl. 

    -Het glucose in het bloed mag bij een nuchter patiënt niet hoger dan 100 mg/dl en niet lager dan 70 mg/dl zijn. 

    -De O.G.T.T.-test(orale glucose tolerantie test), na het toedienen van 75 gr glucose na een halfuur de 200 mg/dl niet overschrijden. In geen geval mag er glucose in de urine worden gevonden. 

    In welke gevallen kan er glucosuria voorkomen bij niet diabetici? 

    Bij: 

    -Zwangerschap.
    -Chronische nierziekten.
    -Idiopatische renale glucosuria.
    -Stress.
    -infectie

    De Behandeling. 

    De volgende behandeling moet worden ingesteld: 

    1.Het meten van alle metabolische abnormaliteiten zoals;glucose, cholesterol, triglycerides,bloeddruk en gewicht. 

    2.Het bereiken van een ideaal lichaamsgewicht. 

    B.M.I.(Bodymass index)kg/L m2 (m=20-25) (v=25-30).

    3.Het vermijden van vasculaire aandoeningen. 

    4.Het vermijden van infecties die de diabetes kan verergeren. 

    5.Regelmatige controle van cardiovasculair-, zenuw - en nier systemen. 

    6.Sport en beweging verminderen het glucose gehalte in het bloed. 

    7.Dieet: 

    -Vermijden van suikers(gebak, cola etc.). 

    -Het normaliseren van het cholesterol (<250 mg/dl) en triglycerides(<200 mg /dl). 

    -En calorie arm dieet(eetmeter analysen). 

    Regel=(10 Kcal/daags*ideaal gewicht*2) 

    Voorbeeld van vrouw X. 

    Gewicht=120 kg 

    Lengte=150 cm 

    Ideaal BMI(i)=27.5. 

    BMI(i)*L^2=ideaal gewicht=62 kg. 

    Kcal/daags=(62*2)*10=1240 Kcal. 

    Voorbeeld man X 

    Gewicht=100 kg 

    Lengte=176 cm 

    ideaal BMI(i)=22.5 

    BMI(i)*L^2=ideaal gewicht=67 kg. 

    Kcal/daags=(67*2)*10=1340 kcal. 

    Complicaties bij diabetes Melitus. 

    De Diabetische ketoacidose en coma. 

    Dit gevaarlijk syndroom wordt veroorzaakt door een algemeen te kort aan insuline door de volgende reden; 
    1.Een niet gekende of behandelende diabetes. 
    2.Een gekende diabetes, maar die gefaald heeft zijn insuline toe te dienen. 
    3.Te weinig controle van de urine(glucose,ketonen en albumine). 
    4.Een gekende diabetes, door overgeven of niet te eten. 
    5.Infecties en myocardiaal infarct. 

      

    Ref.Harrison's priciples of internal medicine 7 th edition 88/p 532-550. 
      

     
     
    [ Cholesterol ] [ Triglyceride ] [Creatinine   ] [Urea   ] [Urinezuur 
    [ Glucose  ] [ Hematologie ] [Levertesten   ] [Urineonderzoeken   ] [Drugs
    [Opsporings drugs