A. HYPOXIE.
De verschillende graden van hypoxie vindt U in bijlage 1. De weerslag van een hypoxie -zelfs matig -op de nierfuncties is te verwachten door het feit:
-van het zeer zwak extractievermogen van de nier voor O2 (1,4 ml per 100 gr bloed)
(2) Uitscheiding.
De pyelo-caliciële uitscheiding kan geobjectiveerd worden door de gelijktijdige registratie van de urineconcentraties en het urinedebiet in functie van de tijd. De uretercontracties vermeerderen in frequentie en in kracht gedurende de fase van polyurie. Gedurende de oligurie-fase keren die 'fenomenen zich om.
(3) Filtratie.
De clearance van para-amino-hypuraat (P.A.H.) en van creatinine vertonen vlugger een vermindering bij de personen met aangetaste nieren. De hypoxie kan dus dienen als bijkomende test om beginnende nierinsufficienties op te sporen. Dit werd vroeger uitgevoerd door een mengsel met verminderd zuurstofgehalte te laten inademen.
Deze nierfunctie gaat in twee tegenovergestelde richtingen naargelang de hypoxie matig is (alcalose) of sterk uitgesproken is (acidose).
(a) Matige hypoxie (2000- 3000 m).
De reacties op de alcalose optredend bij een hoogte tussen 2000 en 3000 m kunnen samengevat worden als volgt:
- verhoogde eliminatie van Na+ en in mindere mate van K+ en NH4.
(b) Ernstige hypoxie.
Bij een hoogte van meer dan 4500 m , slaat de alcalose vlug om in een acidose door opstapeling van zure bestanddelen in het bloed, en de fenomenen zoals beschreven onder de matige hypoxie keren zich om. De urinaire pH daalt tot minimaal 4,5.
(5) Nierletsels.
De ernstige hypoxie kan definitieve nierletsels veroorzaken, gepaard gaande met albuminurie, cylindrurie en hematurie. Het vroegtijdig optreden en het belang van de polyurie bij een matige hypoxie maken dat het noodzakelijk is om voldoende te drinken tijdens de vlucht, vooral de zuigelingen en kinderen. Dit voorkomt deshydratatie en het neerslaan van alkalische zouten in de nier. Zoals hoger reeds vermeld, zijn nierpatiënten gevoeliger voor hypoxie. |