De gezichtsscherpte bij nacht
Het nachtzicht

  

De staafjes zijn verantwoordelijk voor het nachtzicht. Zij zijn afwezig in de maculaire streek en nemen progressief in aantal toe naar de periferie van het netvlies. 

  

  1. Het Purkinje-effect
  2.   

    De spectrale gevoeligheid is maximaal bij de golflengte van 510 nm voor de staafjes en bij golflengte van 560 nm voor de kegeltjes. Zo merken wij veel vlugger het rood op overdag en het blauw 's nachts. 

      

  3. De kenmerken van het nachtzicht
  4.   

    De donkeradaptatie gebeurt geleidelijk om haar maximum te bereiken na ongeveer 20 minuten. Op dat ogenblik zijn de staafjes 10 miljoen maal gevoeliger geworden. Daarentegen wordt de donkeradaptatie zeer vlug verbroken door de aanwezigheid van licht. Het gebruik van roodlicht of het dragen van rode glazen stoort de donkeradaptatie net. 

      

    Het zicht wordt in het donker verminderd door het ontstaan van een centraal scotoom wegens de afwezigheid van staafjes in de maculaire streek. Dit scotoom strekt zich ongeveer 15   uit rond het centraal fixatiepunt. Dit maakt het dus noodzakelijk om 's nachts paracentraal te fixeren. 

      

    De gezichtsscherpte vermindert tot ongeveer 1/10. 

      

    Er is geen kleurenperceptie. 

      

    Omwille van het Purkinje-effect is er een verhoogde gevoeligheid voor blauwlicht. 

      

    De nachtelijke myopie: wegens de dilatatie van de pupil in het donker, de chromatische aberraties en het Purkinje-effect wordt het oog lichtjes bijziende in de duisternis. 

      

    Het nachtzicht is zeer gevoelig aan hypoxie. Men kan een duidelijke vermindering vaststellen van de morphoscopische gezichtsscherpte bij zeer zwakke verlichting. Deze vermindering gaat van 10 % op een hoogte van 2000 meter, tot 20% op 3500 meter en zelfs tot 40 % à 50 % op 5500 meter. 

      

    De autokinetische illusie: wanneer een persoon een klein lichtje fixeert in het donker , bemerkt hij na een zekere tijd dat het lichtje schijnbaar begint te bewegen met een amplitude die kan gaan van enkele graden tot zelfs 30° à 65°. Dit verschijnsel is zeer belangrijk voor formatievluchten 's nachts ; het kan gemakkelijk aanleiding geven tot verwarring van een ster met een vijandelijk of ander toestel. 

      

  5. Het meten van de donkeradaptatie
   Een volledige adaptatiecurve wordt bekomen met de adaptometer van Goldmann-Weekers. In de praktijk gebruiken wij bij de selectie de scoptometer van Beyne, waarbij de oriëntatie van een "E" moet herkend worden bij zeer minieme gestandaardiseerde verlichting na 20 minuten donkeradaptatie. 
  
[Inleiding ] [De gezichtsscherpte ] [ De gezichtsscherpte bij nacht ] [Het kleurenzicht ] [Dieptezicht ]
[De heteroforieën ][Visuele problemen] [ Het sanitair transport  ] [ De selectie]