| Het hoornvlies | Focusseren van het licht op het netvlies |
| De voorste oogkamer | |
| Het regenboogvlies | Regeling van de hoeveelheid licht |
| De ooglens | |
| De achterste oogkamer | Evenwicht tussen de productie en de evacuatie van oogvocht |
| Het corpus ciliare | Accommodatie |
Het achterste oogsegment
| De sclera | |
| De choroïdea | Stadium II van het visueel kunnen |
| Het net vlies | |
| Het glasvocht |
De optische banen
| De nervus opticus | |
| Het chiasma opticum | Stadium III van het visueel kunnen |
| De tractus opticum | |
| Het corpus geniculatum laterale | |
| De radiatio optica | |
| De fissura calcarina |
| Stadium I: | De focalisatie van het licht op het netvlies door de werking van het voorste oogsegment. |
| Stadium II: | Ontbinding van het visueel pigment, die een denpolarisatie veroorzaakt in de lichtgevoelige cellen van het netvlies, de staafjes en de kegeltjes. |
| Stadium III: | Voort geleiding doorheen de optische banen |
| Stadium IV: | Verwerking en interpretatie van de elektrische activiteit ter hoogte van de cortex |
- de gezichtsscherpte
- de lichtzin
- het kleurenzicht
- het dieptezicht
| a. Aantal: | 30 miljoen kegeltjes en 130 miljoen staafjes per oog |
| b. Spectrale gevoeligheid: | Staafjes 510 nm (blauw)
Kegeltjes 560 nm (rood) |
| c. Lokalisatie in het netvlies: | Kegeltjes centraal, ter hoogte van de macula.
Staafjes in de periferie |
| d. Manier van reageren: | De staafjes reageren langzaam met hoge potentialen
(300 microvolt)
De kegeltjes reageren vlug met zwakkere potentialen (60 microvolt). |
| e. Lichtgevoeligheid: | De staafjes zijn gevoelig aan zeer zwakke lichtintensiteiten
(nachtzicht)
De kegeltjes reageren slechts bij hoge lichtintensiteiten ( dagzicht) |
| f. Donkeradaptatie: | De gevoeligheid van de staafjes verhoogt 10
miljoen maal na 20 min.
Die van de kegeltjes slechts 1000 maal. |
| g. Kleurenzicht: | De kegeltjes zijn uitsluitend verantwoordelijk voor de kleurenperceptie. |