Visuele problemen typisch voor de luchtvaart

  

  

Vlucht op grote hoogte 

  

Hypoxie 

  

weinig effect op de oogdruk, de gezichtsscherpte, het gezichtsveld en het kleurenzicht 

  

decompensatie van de heteroforieën 

  

hyperforie : de verticale diplopie blijft lang bestaan (2 uren) na de landing, zelfs na toediening van zuurstof aan 100 % 

esoforie : gekruiste diplopie die slechts verdwijnt enige tijd na toediening van zuivere zuurstof 

  

vermindering van de contrastgevoeligheid 

  

vermindering van het nachtzicht (vanaf 1.500 m) 

  

het zicht van dichtbij wordt moeilijker door 

  

vermindering van de accommodatiesterkte 

vermindering van de accommodatiesnelheid 

verwijdering van het "punctum proximum" van convergentie 

  

het binoculair zicht wordt moeilijker door: 

  

incoördinatie van de oogspieren 

onstabiele fixatie 

moeilijke volgbewegingen 

  

 

Explosieve decompressie 

  

Het zicht wordt troebel en men bemerkt fosfenen zoals bij de prodromen van migraine. De duur varieert van 30 tot 150 minuten Bij acute decompressie ontstaat een nevel van waterdamp in de cockpit die alles doet aandampen, ook de eventueel gedragen brilglazen, hetgeen zeer vervelend kan zijn. 

  

Inversie van de lichtdistributie 

  

De lichtintensiteit van de hemel wordt veroorzaakt door de diffractie van het licht op de stofdeeltjes in de atmosfeer. Deze diffractie is recht evenredig met de densiteit van de luchtlagen en deze op haar beurt met de barometrische druk Gezien de atmosferische druk aanvankelijk bij het stijgen zeer snel afneemt en daarna langzamer, zal de helderheid van de hemel dan ook eerst vlug en daarna veel langzamer verminderen. 

  

Op lage hoogte lijkt de hemel veel helderder boven de piloot, vermits het grootste gedeelte van de atmosferische lagen zich boven hem bevindt. Op grote hoogte is dit omgekeerd : op 12.000 meter bevindt 81,6 % van de luchtlagen zich onder de piloot. 

 

Gevolgen voor de piloot: 

  

hinder bij het vliegen, door het hinderlijke licht dat van onder komt. De natuurlijke bescherming gevormd door het voorhoofd, de wenkbrauwen en de wimpers die onze ogen op de grond afschermen van het licht dat van boven komt, is hier afwezig. 

  

het inwendige van de cockpit wordt donkerder en de instrumenten zijn moeilijker af te lezen. 

  

een sensorieel conflict kan ontstaan en aanleiding geven tot twijfel over de juiste positie van het toestel. 

 

Lege ruimte : myopie van de lege ruimte 

  

Het emmetrope oog heeft de neiging om te accommoderen wanneer het in een lege ruimte kijkt. Dit kan 0,5 tot 2 dioptrie bedragen. Het oog wordt dus even veel bijziend. Om dit te vermijden is het nodig dat men afwisselend een punt in de verte en dichterbij fixeert (bv. de vleugel van het vliegtuig). 

 

Fotocoagulatie van het netvlies 

  

Het netvlies wordt bedreigd door het focusseren van UV- en IR -stralen. De ogen van de piloot moeten beschermd worden door een filter (visor of zonnebril) die minimal 80 % van het licht absorbeert en zowel de UV- als de IR -stralen er uit filtert (RAYBAN, HIMALAYA). 

 

Schatten van afstanden en werkelijke grootte 

  

Dit wordt moeilijk door het ontbreken van referenties 

  

 

Vlucht aan hoge snelheid 

  

Het effectieve gezichtsveld krimpt. 

  

De stress tijdens de vlucht kan een intellectuele vermoeidheid veroorzaken en een decompensatie van de forieën. 

  

Het ooglid knipperen kan een scotoom van 1/2 seconde veroorzaken. 

Het spatiaal scotoom: 

  

Het verwerken van een visuele informatie vergt een zekere tijd : de latentie voor het retinaal decoderen + de duur van de transmissie doorheen de optische banen + de latentie voor het decoderen in de hersenschors. Dit wordt retino-corticale perceptietijd genoemd Deze kan gaan van 110 tot 400 milliseconden en vertegenwoordigt een werkelijk scotoom : het spatiaal scotoom. De piloot wordt zich pas bewust van hetgeen er te zien is na een zekere latentietijd. 

  

Hierbij dient dan nog de vrijwillige reactietijd gerekend te worden die ongeveer 0,65 tot 1,5 seconde bedraagt. 

  

Anders gezegd, bij een snelheid van MACH 1 (330 m / sec), moet een stilstaande hindernis van op 2 km gezien worden wil men ze nog kunnen ontwijken. 

  

De dynamische gezichtsscherpte wordt onmogelijk 

  

De optokinetische nystagmus laat ons toe de omgeving te zien wanneer wil zelf in beweging zijn. Men onderscheidt een vlugge en een langzame fase. Dit blijft mogelijk zo lang de beelden niet vlugger voorbijflitsen dan aan 10 ° /sec, maar MACH 1 veroorzaakt reeds 110°/sec! De beelden vloeien dan in elkaar en het wordt zeer moeilijk om details in het landschap te herkennen die zich op relatief korte afstand bevinden. 

 

De LA.S.S.vlucht 

  

De L.A.S.S. vlucht (low altitude, supersonic speed) geeft aanleiding tot volgende moeilijkheden: 

  

het ondulatie-fenomeen het samendrukken van de luchtlagen voor de cockpit geeft aanleiding tot een prismatisch effect, wat tot een virtuele verplaatsing van het beeld leidt. 

  

De opwarming door wrijving tegen de dense luchtlagen geeft een stijging van de temperatuur in de cockpit. Zweet en aandampen van brilleglazen kunnen dan vervelend worden. 

  

"Tabassage" of "buffeting" veroorzaakt een trillen van het lichaam, het hoofd en de ogen (resonantie op 2,5 a 4 cycli/sec voor de ogen). Het aflezen van kaarten en instrumenten wordt daadoor bemoeilijkt. 

  

Over dag wordt men vlug verblind door de zon en de weerkaatsing op het water, en 's nachts door de lichten op de grond. 

  

Gevaar voor "birdstrike"; insecten kunnen de cockpitsdoorzichtigheid fel verminderen. 

 

De versnellingen 
  
      + Gz :grey out op 3 à 4 Gz
black out op 4 à 5 Gz    -Gz : red out op -3 Gz   De visuele illusies 

  
  

    Van extrinsieke oorsprong:
   valse horizon 

  

's nachts kan de piloot do lichten op de grond verwarren met sterren en vice versa. 

  

over dag kan het overvliegen van een helling of het vliegen onder een schuin wolkendek de piloot een valse indruk geven over zijn positie in do ruimte. 

 

valse indruk van de positie van de landingsbaan 

  

wanneer een landingsbaan genaderd wordt die lichtjes stijgt heeft men de neiging om "te kort" te landen ; wanneer de landingsbaan afhelt heeft men de neiging om het toestel "te ver" neer te zetten. 

  

 

Van intrinsiek oculaire oorsprong:
   de autokinetische illusie : zie hoofdstuk "Nachtzicht" 

 

Van secundair oculaire oorsprong:
   de oculogyrale illusie 

  

zij is secundair aan de somatogyrale illusie maar met visuele referenties: zij gaat uit van de semi-circulaire kanalen 

  

het gaat om een verplaatsing van de beelden door do nystagmus uitgelokt 

door de rotatie. Tijdens het draaien verplaatsen de beelden zich in dezelfde richting, na de draaiing in tegengestelde richting. 

 

de oculografische illusie 

  

zij is secundair aan do somatogyrale illusie en gaat uit van het otolieten systeem. Een lineaire versnelling veroorzaakt een compensatoire blik naar beneden met de valse indruk dat de wereld zich naar boven verplaatst. Bij een lineaire vertraging gebeurt het omgekeerde. 
 
[Inleiding ] [De gezichtsscherpte ] [ De gezichtsscherpte bij nacht ] [Het kleurenzicht ]
[Dieptezicht ][De heteroforieën ][Visuele problemen  ] [ Het sanitair transport 
[ De selectie]