Medische criteria waaraan de kandidaat
voor het varend personeel dient te voldoen, alsook de gebreken en aandoeningen
die leiden tot ongeschiktheid van de kandidaat voor het varend personeel
De kandidaten voor het varend personeel worden
ongeschikt verklaard voor de toetreding tot het varend personeel indien
ze de hierna vermelde aandoeningen of gebreken vertonen of indien ze niet
aan de vermelde vereiste medische criteria voldoen.
a. Aandoeningen van schedel, aangezicht en hals.
(1) Misvormingen, littekens, afzichtelijke vlekken,
gezwellen, letsels van de schedel of van het aangezicht die de persoon
in aanzienlijke mate ontsieren.
(2) Asymmetrie van de schedel of van het aangezicht,
behalve indien betrokkene kandideert voor toetreding tot het Lichte Vliegwezen
van de Landmacht.
(3) Onvolledige vergroeiing van de schedelbeenderen.
(4) Exostosen en goedaardige gezwellen van de
schedel die het dragen van het militaire hoofddeksel belemmeren.
(5) Uitgebreide en definitieve kaalhoofdigheid.
(6) Hazenlip waarbij het beenderstelsel betrokken
is of die de persoon in aanzienlijke mate ontsiert of die het duidelijk
spreken bij radioverbin-dingen hindert.
(7) Krop of letsels van de schildklier die door
hun omvang of lokalisatie het dragen van de uitrusting kunnen hinderen
of functiestoornissen als gevolg kunnen hebben. Kropgezwellen die klaarblijkelijk
niet hinderlijk zijn of geen functionele stoornissen voor gevolg hebben,
zullen slechts na controle van het basaal metabolisme worden aanvaard.
Elk abnormaal metabolisme heeft afwijzing tot gevolg.
b. Neuropsychische aandoeningen.
(1) Demenentie, idiotie, imbeciliteit, debilitas,
achterlijkheid, geestes-degeneratie; onverstand en onvoldoende oordeel
die onverenigbaar zijn met de vliegveiligheid.
(2) Psychosen.
(3) Ernstige geestessequelen van toxische, infectieuze
of traumatische oorsprong.
(4) Ernstige hysterie.
(5) Stoornissen van het psychisme en van de persoonlijkheid,
zoals duidelijke psychasthenie, psychopathie, sterke afwijkingen van het
gevoelsleven, psychische dysharmonie, schizoïde persoonlijkheid, duidelijke
tics, obsessies en fobieën, infantiel karakter, neurotische en neuropatische
toestanden, emotionele of geestelijke instabiliteit.
(6) Kenmerkende neurovegetatieve stoornissen.
c. Neurologische criteria.
(1) Chronische aandoeningen van de perifere zenuwen
die gevoels- of motiliteitsstoornissen teweegbrengen welke onverenigbaar
zi,jn met de miIitaire dienst of de luchtdienst.
(2) Functionele of anatomische restverschijnselen
van craniocerebrale of vertebrospinale traumata alsook van de perifere
zenuwen, welke onverenigbaar zijn met de militaire dienst of de luchtdienst.
(3) Acute en subacute aandoeningen van het zenuwstelsel
en hun sequelen.
(4) Psychomotrische stoornissen niet verenigbaar
met de luchtdienst.
(5) Habituele tremor.
(6) Symptomatische en essentiële epilepsie.
(7) Somnambulentiesyndroom.
(8) Chronische Sint-Vitusdans.
(9) Degeneratieve spieraandoeningen, myopathie,
myotonie, myasthenie en periodieke verlamming.
(10) Aandoeningen van het zenuwstelsel die gevoelsstoornissen
veroor-zaken, zelfs wanneer de prognose gunstig is.
(11) De resultaten van de verschillende proeven
voor controle van de gaafheid van de pupilreflexen (licht en accomodatie),
van de pees- en huidreflexen, van het evenwicht, van de gang, van de coördinatie
van de bewegingen, van de motiliteit en van het oppervlakkig en diep gevoel
moeten normaal zijn.
(12) Het elektro-encefalogram mag niet patologisch
zijn.
d. Oftalmologische criteria.
(1) Visusscherpte.
(a) Vertezicht.
Gemeten door middel van de optometrische
schaal van Snellen, op 6 meter geplaatst, moet de gezichtsscherpte zonder
enige correctie voor elk oog afzonderlijk 10/10 bedragen. Betreft het evenwel
een kandidaat-piloot voor een éénmotorig luchtschip van het
Lichte Vliegwezen van de Landmacht, dan moet de gezichtsscherpte gelijk
zijn aan 8/10, corrigeerbaar tot 10/10 voor elk oog afzonderlijk.
(b) Nabijzicht.
De Jaeger I moet op 50 cm afstand gelezen
worden door elk oog afzonderlijk zonder enig correctieglas.
(2) Refractie.
Elke brekingsafwijking, eventueel onder
cycloplegie vastgesteld, mag niet groter zijn dan de hierna opgegeven waarden.
(a) Hypermetropie: 2,25 dioptrieën aan één
oog of aan beide ogen.
(b) Myopie: geen enkele graad wordt toegelaten.
(c) Astigmatisme: 0,75 dioptrie aan één
oog of aan beide ogen; de breking in een meridiaan mag niet groter zijn
dan 2,5 dioptrieën.
(d) Anisometropie: 1 dioptrie.
(3) Evenwicht van de uitwendige oogspieren.
(a) De heteroforie, op 6 meter afstand, mag voor
de kandidaat-piloten niet groter zijn dan hierna opgegeven.
Hyperforie : 1 prismadioptrie.
Esoforie : 8 prismadioptrieën.
Exoforie : 6 prismadioptrieën.
Voor de kandidaat-navigatoren is een hogere
graad van heteroforie toegelaten.
(b) De prismatische divergentie op 6 meter afstand
mag niet kleiner zijn dan 2 dioptrieën en niet groter dan 15 dioptrieën.
(c) Binoculaire fixatie.
Afwijkingen van het binoculair zicht mogen
niet groter zijn dan 25 graden, dit wil zeggen dat geen afwijking wordt
toegelaten binnen een cirkel met 50 cm straal rondom een punt dat 75 cm
vóór de ogen van de onderzochte persoon ligt.
(d) Convergentievermogen.
Het proximaal convergentiepunt mag niet
verder dan 75 mm liggen, behalve voor het Lichte Vliegwezen van de Landmacht,
waarvoor het niet verder dan 100 mm mag liggen.
(4) Accomodatie.
Ten aanzien van de leeftijd en van de breking
mag de accomodatie niet kleiner zijn dan hierna in tabel 12/1 is opgegeven.
Tabel 12/1 - De minimale accomodatiewaarden
volgens leeftijd, vereist voor kandidaten voor het varend personeel.
Leeftijd (jaren) |
Dioptrieën |
17 |
8.8 |
18 |
8.6 |
19 |
8.4 |
20 |
8.1 |
21 |
7.9 |
22 |
7.7 |
23 |
7.5 |
24 |
7.2 |
25 |
6.9 |
26 |
6.7 |
27 |
6.5 |
28 |
6.2 |
29 |
6.0 |
30 |
5.7 |
31 |
5.4 |
32 |
5.1 |
33 |
4.9 |
34 |
4.6 |
35 |
4.3 |
36 |
4.0 |
37 |
3.7 |
38 |
3.4 |
39 |
3.1 |
40 |
2.8 |
41 |
2.4 |
42 |
2.0 |
43 |
1.5 |
44 |
1.0 |
45 |
0.6 |
(5) Het gezichtsveld.
(a) Het gezichtsveld moet normaal zijn voor ieder
oog afzonderlijk. Een vermindering die 15° meer bedraagt dan de hierna
opgegeven grenzen, leidt tot uitsluiting van de kandidaat: 90° naar
buiten, 65° aan de kant van de neus, 55° naar boven, 70° naar
beneden.
(b) Een donkere vlek op het gezichtsveld leidt
tot uitsluiting van de kandidaat.
(6) Het nachtzicht.
Het gezichts- en adaptatievermogen bij
nacht moeten normaal zijn voor kandidaten voor het varend personeel die
nachtelijke vliegprestaties zullen moeten leveren of mogelijk zullen moeten
leveren.
(7) De kleurwaarneming.
De kleurwaarneming moet normaal zijn. Ze dient
te worden nagegaan door middel van de test van Ishihara die onder natuurlijke
belichting op 60 cm afstand vóór de kandidaat wordt gehouden.
De pseudo-iso-chromatische platen (American Optical Company of gelijkwaardige)
mogen eveneens gebruikt worden. In dat laatste geval zal de kleurwaarneming
als normaal worden beschouwd wanneer de kandidaat 14 van de 17 voorgelegde
tabellen correct leest.
(8) Er mag geen enkele pathologie of anomalie voorkomen ter hoogte van
de oogfundus, de dioptrische media, de iris, het bindvlies, de oogleden,
de traankanaaltjes of de oogholte waardoor het zien kan worden gehinderd
of die van progressieve aard is.
(9) De hierna vermelde afwijkingen zijn van toepassing op de kandidaat-boordmecaniciens,
de kandidaat-radio-operateurs en de personeels-leden die bij gelegenheid
luchtprestaties mogen volbrengen.
(a) Wat de kandidaat-boordmecaniciens en de kandidaat-radio-operateurs
betreft, volstaat het dat de gezichtsscherpte ten minste 4/10 bedraagt,
gemeten met de optometrische schaal van Snellen op een afstand van 6 meter
voor ieder oog afzonderlijk en zonder correctie. De visus moet nochtans
door middel van correctieglazen voor elk oog tot 10/10 kunnen opgevoerd
worden. Bovendien wordt geen rekening gehouden met de brekingscriteria
noch met de heteroforie.
(b) Wat de personeelsleden betreft die bij gelegenheid luchtprestaties
mogen volbrengen, volstaat het dat de gezichtsscherpte ten minste 1/20
bedraagt, gemeten met de optometrische schaal van Snellen op een afstand
van 6 meter voor ieder oog afzonderlijk en zonder correctie. De visus moet
nochtans door middel van correctieglazen tot 7/10 voor het ene oog en tot
10/10 voor het andere oog kunnen opgevoerd worden. Er wordt bovendien geen
rekening gehouden met de brekingscriteria, met de heteroforie, met het
convergentie-vermogen noch met de kleurwaarneming.
e. Oto-rhino-laryngologische criteria.
(1) De gehoorscherpte.
(a) De gehoorscherpte, gemeten met een audiometer met zuivere tonaliteit
in een kamer waarin de intensiteit van het geluid van de omgeving geen
20 decibel bereikt, mag niet meer dan 15 decibel verminderd zijn voor de
frequenties 250, 500, 1000, 2000 en 3000 hertz. Voor de frequenties 4000,
6000 en 8000 hertz mag het verlies voor ieder van de twee meest deficiënte
frequenties per oor niet groter zijn dan 40 decibel.
(b) Wat de kandidaten voor het Lichte Vliegwezen van de Landmacht betreft,
mag de gehoorscherpte, gemeten onder de hierboven gegeven voorwaarden,
met niet meer dan 30 decibel verminderd zijn voor de frequenties 250, 500,
1000, 2000 en 3000 hertz voor één oor, op voorwaarde dat
de vermindering voor dezelfde frequenties voor het andere oor 15 decibel
niet overschrijdt. Voor de frequenties 4000, 6000 en 8000 hertz mag het
verlies voor ieder van de twee meest deficiënte frequenties per oor
niet groter zijn dan 40 decibel.
(2) Het uitwendige oor moet normaal zijn en vrij van:
(a) iedere afsluiting of atresie van de gehoorgang;
(b) iedere misvorming van de oorschelp die gepaard kan gaan met duidelijke
gevoeligheid bij de constante druk van koptelefoon of vlieghelm;
(c) iedere uitgesproken acute of chronische aandoening.
(3) De gaafheid van het middenoor is vereist. Iedere acute of subacute
catarrhale middenoorontsteking, iedere middenoorontsteking met beenderversterf
alsook iedere acute, subacute of chronische etterende middenoorontsteking
leidt tot uitsluiting. Hetzelfde geldt voor iedere perforatie van een trommelvlies
of van ieder litteken dat het gevolg is van een oorontsteking met beenderversterf
of ettering.
(4) De betrokkene moet vrij zijn van ieder petromastoïdaal evidement.
(5) De tubaire doorgankelijkheid moet voldoende zijn opdat de hoogte-verschillen
bij de gebruikelijke dalingssnelheid tijdens het vliegen, voor de luchtschepen
van het betrokken krijgsmachtdeel, zonder hinder of barotrauma zouden kunnen
verdragen worden.
(6) Het vestibulair orgaan mag beiderzijds geen enkele functionele
stoornis vertonen. Overmatige onderhevigheid aan luchtziekte is een reden
tot uitsluiting.
(7) Volgende aandoeningen van het spraakorgaan geven aanleiding tot
uitsluiting:
(a) erg stotteren en de andere manifeste spraakgebreken;
(b) de aandoeningen of letsels die ernstige functiestoornissen teweeg-brengen,
namelijk al deze welke een duidelijke uitspraak in radio-verbindingen kunnen
verhinderen;
(c) chronische laryngitis ongeacht de oorzaak.
f. Aandoeningen van de ademhalingsorganen en de luchtwegen.
(1) Uitgesproken ozena.
(2) Ernstige of chronische ulcereuze aandoeningen van de neusholten,
etterige rhinitis of sinusitis.
(3) Misvormingen, gezwellen of chronische aandoeningen van de neus
of de neuskeelholte die de ademhaling door de neus in belangrijke mate
hinderen. De verstopping van de luchtwegen die 50 procent vermindering
van de doorgankelijkheid van de neusholten teweegbrengt, aan de ene of
aan de andere kant, of de afvoer van een bijholte belemmert, is steeds
een reden tot uitsluiting, behalve voor het Lichte Vliegwezen.
(4) Alle letsels die aanleiding kunnen geven tot herhaalde neusbloedingen.
(5) Anosmie, parosmie en paresthesieën.
(6) Vaststaand astma.
(7) Veralgemeend of bulleus longemfyseem.
(8) Bronchitis foetida.
(9) Bronchiëctasieën.
(10) Pneumoconiosis, longmycosen.
(11) Andere chronische niet-tuberculeuze kwalen van de bronchi, de
longen of de pleura, alsook ernstige sequelen van acute aandoeningen van
deze organen.
(12) Pleuritis van tuberculeuze oorsprong of van onbepaalde etiologie;
pleurale sequelen die minder dan twee jaar oud zijn alsook de andere die,
door hun lokalisatie of hun omvang, de longventilatie of de volkomen veilige
uitvoering van luchtopdrachten kunnen hinderen.
(13) Pleurakwalen te wijten aan een niet te bepalen oorzaak.
(14) Gedeeltelijke pneumonectomie.
(15) Mediastinale en longtumoren.
(16) De aandoeningen van andere dan de ademhalingsorganen die, hetzij
een chronische infectie van het ademhalingsapparaat, hetzij een belangrijk
tekort van de ademhalingsfunctie met zich meebrengen.
g. Stomatologische criteria.
(1) Duidelijke ettering van de tandkas, artritis van de tandkas, evoluerend
en niet-verzorgd tandbederf van om het even welke omvang, uitgebreid verlies
van het gebit in zulke mate dat het kauwen fel gehinderd wordt en de voeding
onvolledig is.
(2) In het geval er verlies van tanden of tandbederf is, dient bij
de kandidaat de kauwcoëfficiënt voor iedere tand te worden bepaald.
Deze coëfficiënten hebben normaal de volgende waarden:
(a) eerste snijtand: 2
(b) tweede snijtand: 1
(c) hoektand: 4
(d) eerste premolaar: 3
(e) tweede premolaar: 3
(f) eerste molaar: 6
(g) tweede molaar: 5
(h) wijsheidstand: 1
De totale coëfficiënt bedraagt 100, te weten het viervoud
van de som van de hierboven vermelde coëfficiënten.
De verliezencoëfficiënt wordt bekomen door de coëfficiënten
van alle verloren tanden samen te tellen en daarbij de helft van die coëfficiënten
te voegen voor de nog bestaande tegenover elkaar staande tanden. Bij de
bepaling van deze coëfficiënt moet rekening worden gehouden met
de vaste prothesen die in goede staat verkeren en goed zijn aangepast.
Wanneer de verliescoëfficiënt groter is dan 50 procent heeft
dit de afwijzing van de kandidaat voor gevolg.
(3) De chronische misvormingen of letsels van een van de kaakbeenderen
of van het gewricht van de onderkaak, waardoor het kauwen ernstig kan gehinderd
worden.
Behalve de moeilijkheden in verband met het kauwen dienen ook
de moeilijkheden in aanmerking te worden genomen die door een duidelijk
prognatisme of andere onregelmatigheden van de onderkaak de behoorlijke
occlusie van de mond of het doeltreffend dragen van het zuurstofmasker
belemmeren. Deze laatste bepaling is nochtans niet toepasselijk op de kandidaten
voor het Lichte Vliegwezen van de Landmacht.
(4) Het gemis of het verlies van een gedeelte van het beenderig verhemelte
indien hierdoor belangrijke functionele stoornissen worden veroorzaakt.
(5) De aandoeningen of de letsels die permanent moeilijkheden opleveren
bij het slikken.
(6) Speekselklierfistels.
(7) Uitgesproken stomatitis, erge mondverzweringen, leucoplakie, ontsteking
van de speekselklieren.
(8) De ziekte van Mikuliecz.
h. Aandoeningen van de spijsverteringsorganen en het digestief kanaal.
(1) Gastrectomie of gastro-enterostomie.
(2) Cholecystectomie met blijvende sequelen.
(3) Colectomie.
(4) De acute, subacute of chronische aandoeningen van de spijsverterings-organen
of van hun aanhangsels, van het peritoneum of van de organen in de buikholte.
In deze rubriek zijn onder meer begrepen: diverticulitis van de slokdarm,
ptose van de maag en ingewanden, ulcus van de maag of het duodenum, chronische
appendicits, chronische peritonitis, cholecystitis, cholelithiasis, peritoneale
adherenties, hepatomegalie, icterus en tenslotte bloedverlies via de stoelgang
tenzij dit laatste te wijten is aan klaarblijkelijk onbelangrijke oorzaken.
(5) De kunstmatige anus.
(6) Iedere aanmerkelijke vernauwing van het rectum of van de anus.
(7) Iedere uitgebreide rectumprolaps.
(8) Incontinentie van de fecaliën.
(9) Anale fistel of iedere andere fistel die in de ingewanden, spontaan
of na heelkundig ingrijpen, is veroorzaakt.
i. Aandoeningen van het hart, de bloedvaten en de hematopoiëtische
organen.
(1) Splenectomie te wijten aan een niet traumatische oorsprong.
(2) Arteriële of arterioveneuze aneurysmata.
(3) Congenitele hartaandoeningen uitgezonderd dextrocardie wegens totale
situs inversus.
(4) Duidelijk gekarakteriseerde organische aandoeningen van het hart
of de bloedvaten alsook de duidelijk gekarakteriseerde functionele stoornissen
van het hart. Dienen inzonderheid in deze rubriek te worden onder-gebracht:
de paroxysmale tachycardie, de orthostatische tachycardie en hypotensie,
de neurocirculatoire asthenie, de ritmestoornissen en de intracardiale
geleidingsstoornissen (blok) met pathologische betekenis.
(5) De recente aanvallen van de ziekte van Bouillaud (acuut gewrichts-reuma),
zelfs indien er geen hartsequelen zijn, en dit tot de kandidaat ten minste
twee jaar lang geen symptomen heeft vertoond.
(6) Talrijke sterk opgezwollen spataders die vergezeld zijn van varicocele,
hemorroïden of andere variceuze verschijnselen die wijzen op een ernstig
functioneel gebrek van het veneuze stelsel.
(7) De spataders van de onderste ledematen die tenminste één
van de volgende kenmerken vertonen:
(a) vatbaar zijn voor barsten, hetzij na een trauma, hetzij door hemodynamische
verschillen tijdens het vliegen;
(b) zo sterk gekronkeld en opgezwollen zijn dat verzwering kan ontstaan;
(c) ten minste de halve hoogte van het been innemen of zich uitstrekken
tot boven de knie.
(8) Varicocele, van die aard dat een hinder kan ontstaan die onverenigbaar
is met de militaire dienst of met luchtdienst.
(9) Talrijke of volumineuze hemorroïden.
(10) Anemie.
(11) Leukemie.
(12) Lymfadenie.
(13) Hemofilie.
(14) Maligne lymfogranuloma.
j. Urogenitale aandoeningen.
(1) Het vertonen van albuminurie tijdens drie opeenvolgende dagen, zelfs
wanneer de oorzaak ervan niet kan worden achterhaald.
(2) Het ontbreken of de verwijdering van een nier.
(3) De chronische aandoeningen van de urine-organen, met inbegrip van
de urethra. In deze rubriek zijn ook chronische gonorroe en de daardoor
ontstane urinaire verwikkelingen begrepen.
(4) Habituele nachtelijke en blijvende urine-incontinentie.
(5) Het verlies van de penis.
(6) Verlies, gemis of volledige atrofie van de testes.
(7) Retentie van een of beide testes in het lieskanaal of ter hoogte
van de apertura externa, zelfs wanneer dit niet blijvend of niet pijnlijk
is bij palpatie.
(8) Epispadie of hypospadie, gelokaliseerd in het midden of aan de
wortel van de penis.
(9) De chronische aandoeningen of letsels van de teelbal, van de zaad-streng
of van het scrotum indien ze van die aard zijn dat ze een hinder veroorzaken
die onverenigbaar is met de militaire dienst of met luchtdienst.
(10) De chronische aandoeningen van de prostaat.
k. Aandoeningen van het skelet en het locomotorisch stelsel.
(1) Onvolledige vergroeiing van de beenderen van de wervelkolom alsook
de spina bifida occulta.
(2) Ernstige en ongeneeslijke aandoeningen van de beenderen en de gewrichten;
de evolutieve aandoeningen die een aanzienlijke belemmering vormen voor
de functie van het lidmaat.
(3) De discale hernia intervertebralis.
(4) Het onherstelbaar anatomisch of functioneel verlies van een been,
een arm, een hand of een voet.
(5) Het totaal anatomisch of functioneel verlies van een duim.
(6) Het ontbreken of het volledig verlies van één wijsvinger
indien de andere vingers van dezelfde hand niet meer normaal functioneren.
(7) Het ontbreken of het verlies van een of twee kootjes van de rechter
wijsvinger met ankylose van de nog bewaarde gewrichten.
(8) Het totaal verlies van twee van de laatste drie vingers van de
rechter- of de linkerhand.
(9) Het ontbreken of het verlies van één kootje van de
wijsvinger en twee kootjes van de middelvinger of van twee kootjes van
de wijsvinger en van één kootje van de middelvinger, hetzij
aan de rechter-, hetzij aan de linkerhand.
(10) Het ontbreken of het anatomisch verlies van een grote teen of
van de laatste vier tenen van een voet, gepaard gaande met een uitgesproken
functieverlies van deze voet.
(11) Uitgesproken platvoeten, met als voornaamste kenmerken:
(a) een duidelijke afplatting van het voetgewelf;
(b) een abnormaal uitspringen van het sprongbeen (talus) en het os
na-viculare beneden de malleolus medialis;
(c) een diepe inzinking aan de voorkant van de malleolus lateralis;
(d) de projectie van de as van het been mediaal van de as van de voet.
(12) Sterk uitgesproken en onherstelbaar hinken.
(13) Uitgesproken en definitieve atrofie van een gans lidmaat.
(14) De atrofie van een spiergroep die het verlies of een aanmerkelijke
vermindering van de functionele waarde van een lidmaat voor gevolg heeft.
(15) Sterke kromming van de lange beenderen of rachitisletsels waardoor
de bewegingen en het dragen van de vlieguitrustingen merkelijk kunnen belemmerd
worden.
(16) Ongeneeslijke spier- of peesletsels die een belemmering zijn voor
het hanteren van wapens, het gaan, het dragen van de vlieguitrusting of
de manoeuvres die vereist zijn voor het volkomen veilig uitvoeren van vluchten
van allerlei aard.
(17) De misvormingen, gezwellen, letsels of chronische aandoeningen
van de beenderen of de gewrichten die functionele hinder met zich meebrengen
waardoor de bewegingen van de ledematen beperkt worden en het dragen van
een deel van de uitrusting wordt belemmerd, hetgeen incompatibel is met
het volkomen veilig uitvoeren van vluchten van allerlei aard.
Hiertoe behoren:
(a) de uitgesproken misvormingen van de schouderbladen en de sleutelbeenderen;
(b) oude rib- of sleutelbeenfracturen met slechte coaptatie van de
fragmenten of sterke misvormingen;
(c) volledige of gedeeltelijke ontwrichting van een sleutelbeenuiteinde;
(d) breuk van het stuitbeen;
(e) coccygodynie;
(f) spondylolisthese;
(g) uitgesproken krombeentoestanden;
(h) misvormingen voortkomende van een uitgeoefend beroep;
(i) deviaties van de wervelzuil en van het bekken;
(j) misvormingen van de thorax;
(k) recente traumatische hydartrose;
(l) oude hydartrose met spieratrofie of verslapping van de ligamenten;
(m) uitgesproken chronische droge of deformerende artritis met hinder
ter hoogte van de aangetaste gewrichten;
(n) chronische sequelen van tibiotarsale verstuikingen;
(o) misvormingen die gewrichtsverstijving, gewrichtsuitzetting of verslapping
van gewrichten veroorzaken, ongeacht de oorzaak;
(p) beendercallus;
(q) chronische bursitis.
l. Dermatologische aandoeningen.
(1) De hardnekkige en vaak recidiverende aandoeningen van de huid en
de hoofdhuid, inzonderheid het chronisch en uitgebreid eczema, zeer uitgebreide
en hardnekkige psoriasis, uitgesproken ichtyosis, ichtyoti-forme hyperkeratose
met vorming van geprononceerde hoornachtige uitsteeksels, elefantiasis
in al zijn vormen, favus, chronische erythro-dermie en de besmettelijke
ziekten van de huid of van de beharing.
(2) De littekens, misvormingen en letsels van de huid of het onderhuidse
weefsel die door hun uitgebreidheid, hun vergroeiingen, hun broosheid of
hun lokalisatie, waardoor ze aan een voortdurende druk zijn blootgesteld,
aanmerkelijk de bewegingen, het dragen van de militaire uitrusting en van
enig deel van de vlieguitrusting zouden storen of beletten, meer bepaald
de vlieghelm of het zuurstofmasker. Hiertoe behoren de gepigmenteerde naevi
of andere irriteerbare huidtumoren, de goedaardige huidgezwellen, ontstekingen
van de halsklieren of andere klieren, likdoorns, eelten, eeltknobbels of
bursitiden.
(3) Hardnekkige of steeds recidiverende ulcera.
(4) Hardnekkig ulcus cruris.
(5) Overdreven transpiratie ter hoogte van de voeten met erythema en
afschilfering die onverenigbaar zijn met de militaire dienst.
m. Kwaadaardige gezwellen.
n. De ernstige ziekten die een cachectische toestand of een diepgaande
ontreddering van de constitutie voor gevolg hebben gehad.
o. De ernstige constitutionele ziekten.
p. Infectieziekten.
(1) Tuberculose.
(a) Open of gesloten actieve tuberculose, ongeacht het aangetaste orgaan.
(b) Alle vormen van blijkbaar genezen of inactieve tuberculose.
(c) Alle vormen van huidtuberculose.
(2) Ernstige syfilis.
(3) Ernstige of moeilijk te genezen exotische ziekten.
q. Criteria in verband met de biometrie en de constitutie.
(1) Een kandidaat wordt ongeschikt verklaard voor het varend personeel
op basis van overmatige zwaarlijvigheid indien de volgende voorwaarden
vervuld zijn:
(a) indien bij een gestalte kleiner dan 165 cm, het lichaamsgewicht
ten minste 15 kg meer bedraagt dan het aantal centimeter van de gestalte
boven de 100 cm;
(b) indien bij een gestalte van 165 cm of meer, het lichaamsgewicht
ten minste 20 kg meer bedraagt dan het aantal centimeter van de gestalte
boven de 100 cm;
(c) wanneer de maximale buikomvang aanmerkelijk groter is dan de borstomvang;
(d) wanneer na matig bewegen reeds snel ademnood optreedt.
Ongeacht deze voorwaarden mogen de kandidaten tijdens het onderzoek
voor eerste selectie in geen geval zwaarder wegen dan 80 kg voor boordschutters
en 95 kg voor de andere leden van het varend personeel.
(2) De gestalte.
Voor de gestalte gelden de maxima en minima welke door de militaire
medische autoriteiten worden vastgelegd, rekening houdend met de inrichting
van de cockpit van de bij de strijdkrachten gebruikte luchtschepen en na
overleg met de stafchef van het betrokken krijgsmachtdeel.
(3) Zwakke lichaamsbouw en onvoldoende robuustheid.
(a) De kandidaat moet worden ongeschikt verklaard voor het varend personeel
indien er constitutionele kenmerken van een zwakke lichaamsbouw bestaan,
meer bepaald indien pathologische gebreken of voorbeschiktheid aanwezig
zijn die op zichzelf niet volstaan om de uitsluiting te rechtvaardigen,
maar die door hun aantal en hun klinische betekenis wijzen op een geringe
graad van lichamelijke ontwikkeling of op een verzwakt gestel, hetgeen
onverenigbaar is met de vereisten voor de militaire dienst.
(b) Onvoldoende robuustheid blijkt uit de gegevens van het morfologisch
onderzoek en vooral van het klinisch onderzoek. De deskundige zal zijn
aandacht vooral vestigen op het functioneel aspect van de bloedsomloop
en ademhalingsorganen en tevens rekening houden met de uithoudingsproef
zoals hierna vermeld wordt.
r. Eventraties en herniae van om het even welke graad of aard en met
een al of niet recidiverend karakter.
s. Aandoeningen van de endocriene kIieren en van de stofwisseling.
(1) Ernstige aandoeningen van de endocriene klieren en van de stofwisseling;
ernstige avitaminose alsook avitaminose met blijvende en belangrijke pathologische
stoornissen.
(2) Hermafrodisme.
(3) Exoftalmisch of toxisch kropgezwel en alle vormen van overmatige
schildklierwerking, abnormale schildkliervergroting, cretinisme (schildklier-dwerggroei)
of myxoedeem.
(4) Diabetes mellitus.
(5) Diabetes insipidus.
(6) Duidelijk gekenmerkte acromegalie.
(7) De ernstige en middelmatige vormen van het syndroom van Fröhlich
(adiposogenitaal syndroom).
(8) De ziekte van Addison.
(9) Blijvende glucosurie.
(10) De ziekte van Simmonds.
(11) Het syndroom van Cushing.
(12) Infantilisme.
(13) Uitgesproken feminisatieverschijnselen bij de man.
t. Chronische intoxicaties.
Tekens van chronische intoxicatie (ethylisme en nicotinevergiftiging)
leiden tot ongeschiktheid voor luchtdienst van zodra ze een functionele
weerslag krijgen die de vliegveiligheid kan verminderen.