De bloedsomloop
Principe 
    Om zijn transportfunctie te vervullen moet het bloed voortdurend het hele lichaam rondstromen. Dit geschiedt in een kringloop van buizen: de bloedvaten. De voortbewegende kracht, die voor de stroming zorgt, wordt geleverd door het hart, dat een sterke spierwand heeft en als pomp werkt. Hart en bloedvaten vormen samen de bloedsomloop. 
     
Soorten bloedvaten 
 
      a. De slagaders:
      Vertrekken van het hart en lopen naar de organen. De wand is relatief dik en krachtig in vergelijking met de inhoud.
      b. De aders:
      Brengen het bloed naar het hart terug.
 
  • Tussen de aders en de slagaders bestaan er volgende verschilpunten:
 
     
    Slagaders Aders
    1. bloed stroomt van het hart weg 1. naar het hart toe
    2. bij iedere hartslag zet de slagader even uit (hij klopt) 2. de ader klopt niet
    3. liggen meestal in de diepte 3. dikwijls aan de oppervlakte
    4. de druk van het bloed is hoog 4. druk is laag
    5. bij verwonding spuit het bloed eruit 5. bloed stroomt er langzaam uit
    6. de wand is dik 6. de wand is dun
    7. bloed stroomt snel 7. bloed stroomt langzaam
    8. bloed is zuurstofrijk(behalve in de kleine bloedsomloop) 8. bloed is zuurstofarm(behalve in de kleine bloedsomloop)
     
 
  • Haarvaten
  • Zo vertakt dat men spreekt van haarvaten-netten.
  • Vooral in de weefsels waar veel verbranding is, zijn deze sterk vertegenwoordigd. (bijvoorbeeld bij spieren in aktiviteit en bij ontstekingen)
De werking van de bloedsomloop 
  • De stroming van het bloed moet in één richting gaan. Hiervoor zorgen kleppen. Komt het bloed uit de ader in het hart dan worden de kleppen vanzelf geopend en het bloed kan passeren. Als daarna het hart samentrekt en zodoende het bloed wegpomt kan dit niet terug omdat het zelf de kleppen dichtdrukt. Deze kunnen slechts naar één kant open ( en zijn dus niet als de deuren van een saloon). Het bloed kan dus aleen door de slagaders het hart verlaten.
  • De stroming van het bloed zou op deze wijze zeer onregelmatig zijn. Er stroomt immers alleen bloed de slagaders in gedurende de tijd dat het hart zich samentrekt: dan zou de stroming stilstaan tot het hart opnieuw gevuld was. Eveneens zou de stroming in de aders stilstaan zolang de kamer zich samentrekt. Beide bezwaren worden verbeterd als er voor de hartkamer een ruimte ligt die het bloed opvangt terwijl het hart pomt en die dit bloed ineens doorgeeft als het hart leeg is. Deze ruimte noemen we boezem.
  • De mens heeft een dubbele bloedsomloop: de grote en de kleine bloedsomloop, die elk een eigen boezem en kamer hebben. Er is dus een "dubbel hart" met een rechter en een linker helft die echter volledig vergroeid zijn. 

  • Nu is bovendien de wand van de grote slagaders elastisch, zoadat zij wordt uitgerekt als de kamer het bloed er in perst. Zodra de kamer leeg is, en niet meer pompt, trekt zich de wand van de slagader door zijn werkkracht samen wardoor het bloed verder gestuwd wordt. Door deze samenwerking van hart en bloedvaten is de stroming van het bloed gelijkmatig, niet stootsgewijs. Het uitzetten en inkrimpen van de salgaders kan men waarnemen ( de "pols voelen").
Anatomie van de bloedsomloop (grote en kleine bloedsomloop) 
Het hart 
  • een holle spier
  • zo groot als een vuist
  • tussen beide longen boven het middenrif
  • hartwand bestaat uit:
    • het endocard
    • het myocard
    • het epicard
    • het pericard
  
 
- vier holtes: Li voorkamer (boezem) 

Re voorkamer (boezem) 

Li kamer 

Re kamer

  • de bloedvoorziening van de hartspier
  • door de krans - of kroonslagader die uit de aorta ontspringen vlak bij het begin. Zij lopen om het hart heen.
De werking van het hart: 
  • de kamer trekt zich samen (systole), de slagader zet uit, de boezem verwijdt zich en loopt vol, de klep tussen boezem en kamer is dicht en tussen kamer en slagader is open
  • de kamer werwijdt zich (diastole) en loopt vol, de boezem wordt leeggezogen, de slagader krimpt in door haar veerkracht , de klep tussen boezem en kamer is open, die tussen kamer en slagader is dicht.
  

  
De impulsgeleiding van het hart 

    Terwijl andere spieren van buiten of (via zenuwen) de impulsen ontvangen waardoor zij zich samentrekken produceert en geleidt het hartspierweefsel deze impulsen zelf. Het hart bezit een zekere autonomie. 

    Het zenuwstelsel gaat evenwel van buiten uit een invloed hebben op het hartritme: 

    Vagus:vertragend 

    Orthosympathische zenuw:versnellend 

    Beide zenuwen staan niet rechtstreeks onder invloed van onze wil 
     
     

Enkele veel voorkomende ziekten 
 
  • Arteriosclerose
    • kalk en vetafzetting in de slagaders
    • vermindering van de elasticiteit
  • Angina pectoris
    • onvoldoende bloedvoorziening van de hartspier
  • Het hartinfarkt
  • verder stadium: een deel van de hartspier sterft af
  
De bloeddruk 
    Men pleegt de bloeddruk te meten aan de armslagader. Daartoe omgeeft men de bovenarm met een holle manchet, waarin lucht gepompt kan worden, waarvan de druk op de manometer kan worden afgelezen.. Men plaatst een stetescoop boven de armslagader en pompt zoveel lucht in de manchet tot men met de stetescoop niets meer hoort. De luchtdruk in de manchet is nu hoger dan de bloedruk en heeft de slagader helemaal dicht geknepen. Nu laat men de lucht langzaam ontsnappen. Op een gegeven ogenblik hoort men bij elke systole van het hart, de bloedstoot met een sissend geluid passeren. De druk die men nu op de manometer afleest is de systolische druk. 

    Tijdens de diastole is de druk in de manchet nog hoger dan de in het vat heersende bloeddruk en kan er geen bloed passeren. Doordat er lucht ontsnapt, wordt echter de druk in de manchet steeds lager; er komt een moment waarop de bloeddruk ook tijdens de diastole even hoog is als de druk in de manchet; het bloed kan nu ongehinderd door de slagader stromen en men hoort niets meer. De druk die nu op de manometer wordt afgelezen is de systolische druk. 
     
     

     
     
Het fenomeen syncope 
  • Een syncope ontstaat wanneer er een onvoldoende hoeveelheid bloed naar de hersenen wordt gepompt.
  • Dit ontstaat meestal wanneer er een ongewone verwijding optreed van aders in een groot deel van het lichaam.
  • Een grote hoeveelheid van de bloedmassa hoopt zich op in dze aders.
  • Er komt niet meer genoeg bloed terug naar het hart en als gevolg daarvan kan het hart niet meer voldoende bloed in het slagaderlijk systeem pompen.
  • Het hart kan hieraan wel wat verhelpen door zijn slagfrequentie op te drijven, maar meestal kan de druk in het slagaderlijk systeemonvoldoende op peil gehouden worden om de hersenen van voldoendezuurstof te voorzien.
-Top-
 -Version Français-