Ontruiming van het vliegtuig
 
 
 
Ontruiming bij middel van conventionele technieken
Ontruiming per schietstoel
Ontruiming bij middel van een luchtdichte uitschietbare capsule
Het verloop van de ejectie
Statistische gegevens
De wervelzuil bij injecties
Aeromedische problemen
De wervelzuil
 

A.Ontruiming bij middel van conventionele technieken 

  • Tijdens W.O. II: systeem van de Duitsers
  • 12% dodelijke afloop
  • 45% zware kwetsuren
  • Meer problemen bij snellere vliegtuigen.
  • Belangrijkste factoren: botsing tussen piloot en onderdelen van het vliegtuig.
  • Ook nu nog gebruikt bij sommige toestellen van de BAF: Fouga,C 130,Marchetti, HS,….
 
 
     
  • Moeilijkheden:
    • Bij radiale versnellingen van meer dan +2.5 Gz
    • Indien de snelheid meer is dan 500 km/u
     
     
 
B. Ontruiming per schietstoel 

1. Geschiedenis 

  • Eerste gegevens dateren uit 1939
 
HENKEL:
  • Testen met mannequins
 
  • Busch:eerste werkelijke test
 
  • Vanaf 1944:
Gemonteerd in bepaalde toestellen
  • Eind W.O. II:
60 ejecties
  • Vanaf 1949:
USAF
 
 
 
 
 
 
 
 
  • Sindsdien verbeteringen aangebracht:
    • Automatisatie bij verschillende fazen van de ejectie:
    • Voor de automatisatie:piloot moet opeenvolgende handelingen uitvoeren (7.5 à 11 sec.)
    • Nu volautomatisch (2 sec.)
     
  • De hoogte door de stoel bereikt:
 
    • Verlenging van de ejectieduur en vermindering van de initiële ejectiekracht.
    • De initiële versnelling was vroeger 20 à 21 G gedurende 8 à 10/100 sec.
    • Daarna 16 à 18 G gedurende 15 à 20 /100 sec. (2 explosies).
    • Nu:eerst explosie met daarna ontsteking van een raket.(eerst 14 à 16 G gedurende 15 à 20/100 sec.,daarna 14 G gedurende 10 à 20/100 sec.)
2.Vereisten voor een goed ontruimingssysteem  a. Gemakkelijk in werking te stellen. 

b.Voldoende krachtig. 

c.Traject dat het valscherm toelaat zich volledig te ontplooien. 

d.Volledig automatisch. 

e.Voldoende bescherming voor lichaam,ledematen en hoofd.

3.Structuur van een schietstoel 
 
 

4.Types van ejectie 

a.Ejectie naar boven 

Systeem Martin Baker ( niet MB MK 10)

 
Energiebron:
  • Opeenvolgende ontploffingen van twee ladingen.
Versnelling
  • 15à18 G gedurende 17 à 23/100 sec.
  • geen hemodynamisch effect.(wel op osteo-articulair gebied)
Verloop
  • Handvat naar beneden trekken (scherm voor het gelaat)+ aantrekken van de onderbenen
 
  • Voordeel:
  • Goede houding
  • Hoofd en voeten beschermd.
  •  
     
    • Nadeel:
  • plotse hoge +GZ
  • Snelheid bij uitschieten : 100 km/uur.
  • Piloot wordt tot 20 meter boven het toestel uitgeslingerd.
  • (2) USAF systeem (ACES II en MB MK 10) 
     
    Energiebron: Één lading gecombineerd met een raket.
    Versnelling Tweemaal 15 G gedurende telkens 20/ 100 sec.
    Verloop:
    • Handvat beneden.
     
    • Voordeel: aantal + GZ wordt meer geleidelijk bereikt.
     
    • Nadeel: houding
     
    • Tot 100 meter boven het toestel
     
    • Geen gordijn voor het aangezicht(wel vizier van crash helmet).
    b.Ejectie naar beneden 
    • Bij supersonische vliegtuigen.
    • Op zetel gehouden door een speciaal harnas.
    C.Ontruiming bij middel van een luchtdichte uitschietbare capsule 
     
    Voordelen:
    • Kajuitdruk.
     
    • Temperatuurprobleem vermindert.
     
    • Vereenvoudiging van de persoonlijke uitrusting.
     
    • Verhoging van de overlevingsmogelijkheden bij extreem hoge snelheden.
     
    • Bescherming tegen de gevolgen van de luchtverplaatsing.
       
    Nadelen:
    • Optreden van eventuele cyclische G's.
     
    • Probleem stabilisatie.
     
    • Niet beschermd tegen de verticale krachten(uitschieten, op de grond).
     
    • Tussen 1967 en 1977:
    20 % mortaliteit
        32.5 % letsels
        47.5 % ongedeerd
     
     
     
    Het verloop van de ejectie
     
     

    1.De voorbereiding 
    • Correcte houding
  • Ideaal
  •  
  • In de praktijk ?
    • Snelheid van handelen
     

     
    2.De ejectie zelf  a.Probleem canopy  (1) Afgooien van de canopy
            • Automatisch geregeld bij het in werking stellen van de schietstoel (duurt 0.1 à 0.3 sec.).
    (2) Fragmentatie
            • Ladingen in de canopy verwerkt, laten deze ontploffen in kleine fragmenten.
            • Gevaar: indien er toch grote fragmenten ontstaan (gevaar voor kwetsuren).
    (3) Ejectie doorheen de canopy
            • Gevaar voor halswervelletsels.
    b.Het in gang zetten van het ejectieproces zelf
        • Eerst handvat boven het hoofd met tweede tussen de knieën.
        • Nu alleen nog de tweede mogelijkheid
        • Automatische ejectie bij de tweezitter.
    3.Stabilisatie van de schietstoel 
    • Wordt eerst geleid door de rails.
    • Eenmaal in vrije lucht: twee mogelijkheden:
    • Bij minder dan 380 km/uur:Schietstoel neigt naar voor. 
    •  
    • Bij meer dan 380 km/uur:Schietstoel neigt naar achter door de windblast.Dus neiging tot tumbling.
      Daarom stabilisatievalscherm.(gaat de schietstoel ook vertragen) 4.Opening van het valscherm en afstoten van de schietstoel 
    • Dit gebeurt automatisch door een barometrische capsule.
    • Zolang het valscherm niet is geopend, blijft de piloot in vrije val op de schietstoel ( zuurstof).
    5.De afdaling met geopend valscherm 
    • Vanaf nu is de piloot in de situatie van een valschermspringer.
     
       
    • Maar:
    • Meestal de eerste sprong.
    • De omstandigheden zijn niet ideaal.
    •  
     

    6.Het landen 

    • De techniek van het landen is identiek aan deze van de valschermspringers.
    • Maar: survival kit van ong. 10 kg (men moet hem in principe eerst afgooien).
     
     
     
     
     
     
    Statistische gegevens
     
     
    Frankrijk 429 ejecties (1955-1979)
       
     
    • 22 % dodelijke afloop
     
    • 78 % levend waarvan 15 % wervelfracturen
       
    USAF Ejecties bij opstijgen of landen (1973-1985) 22 ejecties
     
    • 14 % dodelijke afloop
     
    • 86% overleving waarvan 21 % majeure letsels
       
    Zweden 92 ejecties (1967-1987)
       
     
    • 10% dodelijke afloop
     
    • 90% overleving waarvan 50% letsels
       
    België 133 ejecties (1954-1983)
       
     
    • 24 % dodelijke afloop
     
    • 76% overleving waarvan 45 % ongedeerd
     

     

    De wervelzuil bij ejecties

    A .Algemeenheden 
     

    • Drie types van frakturen: volgens WATSON-JONES
    • Cuneïforme anterieure indeukingsfrakturen.(wervelzuil in lichte flexie)
    • Comminutieve fracturen.(wervelzuil in sterke flexie)
    • Fractuur-luxatie.(zeer zeldzaam)
    B. Onderscheid tussen letsels ten gevolge van de ejectie en letsels ten gevolge van de landing. 
    • Bij uitschieten.(vooral fracturen D6-L1)
    • Bij landen.(vooral D8-S1)
    C.Traumatische gevolgen van de ejectie op de wervelzuil. 
    • Een compressie van de wervelzuil in discrete flexie.
    • De wervelzuil van de valschermspringer is vrij met als gevolg vooral dorso-lumbale letsels.
    • Een piloot is lumbaal en laagdorsaal goed gefixeerd door het harnas, dus vooral middendorsale fracturen.
    • Faktoren die een invloed hebben:
      • Positie van het vliegtuig.
      • De binding aan de stoel.
      • Het type van schietstoel.
      • Depositie van het hoofd.
    D.Gevolgen van de ejectie.  a.De traumatische gevolgen:
    • Miskende fracturen:
      • 15à20 %
      • Negatief klinisch onderzoek.
      • Diagnose gesteld door systematische RX
       
       
    • Fracturen met symptomen.(pijn)
      • Onmiddellijk of na enige tijd
    • Lokaal of veralgemeend
    • Stabiele of instabiele fracturen.
    • Letsels van de discus.
    • De laattijdige klachten.(mogelijk door onvoldoende revalidatieoefeningen)
    b.De ongeschiktheid 
     
    • Geschikt
     
    • Geschikt met beperking:
    Toestellen zonder schietstoel
    • Ongeschikt
     
     
     
    Physiopathiologie en etiologie van de letsels bij het valschermspringen

    4 fasen 

    • Het verlaten van het toestel tot het openen van het valscherm.
    • De opening van het valscherm.
    • De afdaling
    • De landing.
    1.Het verlaten van het toestel a.Het uitstappen 
     
    Algemeenheden  
    Incidenten:
    • Botsing met het vliegtuig
     
    • Vasthaken van het valscherm
     
    b.De vrijeval:
    • In courante praktijk:geen probleem
     
    • Bij sprong op grote hoogte:gevaar voor botsingen
     

    2.Opening van het valscherm. 

      a.Theoretische aspecten: 

    Duur:2 sec. 

    Snelheid: 200 km/u-30 km/u 
     
    Harnas:
    • Verdeling van de openingsschok over de grootst mogelijke oppervlakte
    • degrootste druk op de minst viltale plaatsen (liesstreek)
     
    • Ondersteuning van het lichaam op die wijze dat de landing ideaal kan gebeuren
    Houding van de valschermspringer bij de opening 

    b.Praktische aspecten: 
    • Sterke krachten:
    Soms bewustzijnsverlies
    • Soorten letsels:
  • Bovenste ledematen:hyperabductie
  •  
  • Onderste ledematen:been in hangkoorden die zich ontplooien.
  •  
  • Hoofdwonden:directe slag,brandwonden.
  •  
  • Soms halswervelbreuken
  • 3.Afdaling met open scherm: 

    • Soms botsingen bij euforische debutanten.
    4.De landing:  a.Bewegingsenergie moet geabsorbeerd worden in een korte tijdsduur. 

    Intensiteit van de kracht: 

    F= mV/2L 

    b.Techniek van de landing: 

    Houding: idem als bij opening maar gevolgd door rolbeweging.

     
      Voornaamste fouten:
    • Hoofd rechtop
    • Voetpunten eerst
    • Stijve rug
    • Handen op de grond
    • Benen open
    • Benen gestrekt
    • Knieën te sterk geplooid
     
     
     
    Aeromedische problemen aansluitend op de ontruiming van het vliegtuig

    A. Redding op grote hoogte 

    • Boven 8000 meter:probleem hypoxie (draagbare zuurstoffles).
    • Probleem openingsschok: 33 G op 40.000 voet.
    • Boven 18.000 meter:drukpak noodzakelijk.
    B.Vrije val  Voordelen
      • Minder gevaar dat het valscherm zou ingehaald worden door het vliegtuig.
      • Kleinere openingsschok van het valscherm: 33 G op 13.000 meter.(verwondingen zijn te vrezen boven 8.000 meter)
      • Vermindering van de tijd gedurende dewelke de zuurstof van de draagbare zuurstoffles nodig is.
      • Vermindering van blootstelling aan lage temperaturen.
      • Moeilijkheden voor de vijand om een lichaam in vrije val waar te nemen.
    Nadelen
    • De moeilijkheid om de hoogte boven de grond te schatten.
    • Het risico het bewustzijn te verliezen (nu geen probleem meer wegens automatische opening).
     
    De Wervelzuil
     

    1.De wervelzuil in zijn geheel 
     
    • 4 niveaus met hun eigen convexiteit 
    • Dorsale convexiteit is structureel 
    • Cervicale en lumbale convexiteit:te wijten aan de vorm van de discus intervertibralis 
    • In zittende houding: afplatting 
    • lumbaal en cervicaal;minder of niet wat dorsale kyphose betreft
    2.De wervel zelf 

    • Arcus vertibralis
    • Wervellichaam:spongieus weefsel met trabekels
     

    3.De weerstand aan uitwendige krachten van de individuele wervel verschilt volgens: het niveau 
     
    Gewicht nodig om fractuur te bewerkstelligen
    Gewicht gedragen door elke wervel in %
    G
    C4
    275
    7
    50
    D1
    450
    20
    25
    D6
    600
    25
    23
    L1
    900
    50
    18-23
    L5
    1000
    60
    21-23
     

    Moeilijk toe te passen op ejecties in de realiteit: 

    • De rol van de nucleus pulposus en de musculaire massa's.
    • De richting van de inwerking, zijn amplitude en duur.
    • De leeftijd van de piloot.
    • Toestand van de discus.
    -Top-
    - Version Français-