De geïsoleerde systolische hypertensie.

      

    Fysiologische betekenis van de vaatwandstructuur en bloeddruk. Hemodynamische beschouwingen.

      

    In hemodynamische zin wordt de hoogte van de gemiddelde bloeddruk bepaald door enerzijds het hartvolume en anderzijds de totale perifere vaatweerstand. Overigens verstaat men onder deze gemiddelde bloeddruk niet het rekenkundige gemiddelde van systolische en diastolische bloeddruk, maar de gemiddelde druk gedurende de 
    hartcyclus. Bij benadering kan men de gemiddelde druk berekenen als de som van de diastolische druk een éénderde van de polsdruk. 

    P=diastole + (systole - diastole)/ 3
    P = gemiddelde druk.

      

    Pp = polsdruk.

      

    Pp = (Systole-diastole).

      

    In de klinische praktijk werkt men niet met het begrip gemiddelde druk, maar met de systolische respectievelijk diastolische druk. Deze twee drukniveaus weerspiegelen het pulsartiële karakter van de bloedstroom. Het verschil tussen systolische en diastolische druk ,de polsdruk (Pp). Als de elasticiteit afneemt of , anders gezegd, indien het vaatstelsel stijver wordt, zal in eerste instantie de systolische druk toenemen. Een tweede factor van belang is , betreft de voortgeleidingssnelheid van de polsgolf. In een verstard vaatstelsel is deze snelheid namelijk sterk toegenomen. Normaal gesproken probeert het organisme deze systolische drukverhoging te compenseren met de daling van de diastolische druk ( door perifere vasodilatatie) ten einde de gemiddelde druk zoveel mogelijk constant te houden.   

    De verhouding tussen het slagvolume en de polsdruk kan men namelijk als maat voor de totale compliantie van het vaatstelsel opvatten. 

      

    SV = Slagvolume.

      

    C = SV / Pp.
     

    Het verlies aan elasticiteit is een belangrijk kenmerk van patiënten met zogenaamde geïsoleerde systolische hypertensie. Bij deze vorm van bloeddrukverhoging is de systolische druk verhoogd ( > 160 mmHg) maar is de diastolische druk normaal of laag (> 90 mmHG). Ook bij patiënten met arteriosclerosis obliteraus is een soortgelijk fenomeen beschreven. Op grond van de hierboven beschreven hemodynamische overwegingen kan de stelling verdedigd worden dat een abnormaal sterk oplopen van de (systolische) tensie het gevolg is van een verminderde compliantie van aorta en proximale grote vaten. Men kan evenwel met eventueel recht stellen dat het elasticiteitsverlies een vorm van orgaan schade is die het gevolg is van een langdurige bloeddrukverhoging. 

        

    Besluit: 
     
     

    Klinisch zal een gegeneraliseerd elasticiteitsverlies zich uiten in een toegenomen polsdruk. Uit epidemiologisch onderzoek blijken een toegenomen polsdruk en verhoging van alleen de systolische druk namelijk gepaard te gaan met een sterk verhoogd risico op cardiovasculaire complicaties. Dit fenomeen zou vooral van belang zijn wanneer er schade aan de vaatwand optreedt zoals bij lipidenstapeling. 

      

    Ref:Handbook of Hypertension Vol 7 (W.H. Birkenhäger and J.L. Reid) 1986 p 225-241).Vol 12 (W.H.Birkenhäger and J.L. Reid) 1989 p 70-84. Textbook of histology Philadelphia:Sauders Compagny ; 1968. 

      

      

    Hypertensie en de 24 uren ambulante meting van de bloeddruk.

      

    Wij meten dagelijks bijna machinaal de bloeddruk van patiënten. Bij de interpretatie van de aldus gemeten waarden moeten we echter rekening houden met een aantal elementen. 

      

    De arteriële bloeddruk schommelt in de loop van 24 uur. Normaal zijn de bloeddrukwaarden 's nachts lager. Omgekeerd lopen personen met een te hoge bloeddruk 's nachts een verhoogd risico op cardiovasculaire complicaties. Ook werd duidelijk aangetoond dat de "witte schort- stress" en de omstandigheden, waarin de patiënt zich op de raadpleging aanbiedt, een invloed kunnen hebben op de arteriële bloeddruk. Zo is de 24 -uur bloeddrukmonitoring ontstaan. Met deze techniek tracht men de bloeddrukwaarden zo objectief mogelijk te meten. 

      

      

    Welke zijn de indicaties voor 24- uur bloeddrukmonitoring? 
     
     

    • De momentopname.
    Sommige personen vertonen een labiele bloeddruk, nu eens is de arteriële bloeddruk te hoog, dan weer normaal. Met een 24 -uur monitoring kan dan worden beslist over het eventueel instellen van een behandeling. Soms is de bloeddruklabiliteit het gevolg van de behandeling: het toegediende geneesmiddel veroorzaakt sterke bloeddrukdalingen die nefast kunnen zijn. Dit fenomeen kan worden geobjectiveerd door 24 - uurs bloeddruk monitoring en op grond daarvan kan de behandeling worden aangepast. Het optimaliseren van de behandeling is dan ook een belangrijke indicatie voor de techniek. Aan de hand van een 24-uurs bloeddrukmonitoring kan men de therapeutische klasse selecteren, de dosis aanpassen en de beste dosis toedienen. Ook kan men zo de bloeddrukwaarden volgen na stopzetten van een geneesmiddel. 

     

    • De resistentie.
       Door middel van de 24-uurs bloeddrukmonitoring kan ook de diagnose reflactoire hypertensie worden bevestigd of uitgesloten. Bij een eenmalige meting van de arteriële bloeddruk vindt men soms abnormaal hoge waarden, die niet worden teruggevonden bij 24-uurs bloeddrukmeting. Bij een formele diagnose kan door ambulante monitoring ook de behandeling worden geëvalueerd. 

    Tenslotte zou men met deze techniek in de toekomst ook patiënten moeten kunnen opsporen, die een risico lopen op cardiovasculaire complicaties. 

     

    Ref: Prof.E.O Brein(Ierland), Tempomedical feb 95 p 47.