De invloed van luchtdrukveranderingen
op het menselijk organisme.
1. Inleiding.
De gaswetten: de wet van Boyle: P1V1=P2V2= Ctc
bij dezelfde temperatuur.
P1= oorspronkelijke druk
P2= uiteindelijke druk
V1= initieel volume
V2= uiteindelijke volume
Deze wet verklaart de fenomenen die optreden in het lichaam bij het stijgen
naar een bepaalde hoogte.
De wet van Henry: " de hoeveelheid gas geabsorbeerd door een bepaalde
hoeveelheid vloeistof, is rechtevenredig tot de partiële druk van
dit gas op de vloeistof, bij een bepaalde temperatuur".
Deze wet verklaart het fenomeen van luchtbel vorming in het bloed bij
vermindering van de atmosferische druk. Dit fenomeen wordt ook decompressieziekte
genoemd.
2. Wat gebeurt er nu bij het stijgen naar een bepaalde hoogte.
De samenstelling van de lucht blijft dezelfde nl. N2= 78
% en O2= 21 %.
Argon-CO2-H2O-O3-CH4 voor
een klein gedeelte (1 %).
Hoogte ft. |
Druk mm Hg |
temp °C |
0 |
760 |
15 |
18000 |
380 |
-20 |
33000 |
190 |
-50 |
90000 |
13 |
-50 |
Hieruit kan men besluiten dat het grootste deel van de atmosfeer zich
bevindt in de buurt van het aardoppervlak.
Wanneer men dezelfde stijg -of daalsnelheid gebruikt, dan zijn de drukveranderingen
veel groter dan wanneer men zich dicht bij de aarde bevindt. Op grote hoogte
zijn de effecten van de drukveranderingen op het menselijk lichaam verwaarloosbaar.
De temperatuur neemt af wanneer men stijgt.
3. De effecten van drukveranderingen op het menselijk
lichaam.
Het lichaam bevat verscheidene met gas gevulde holtes die al of niet
met de buitenwereld in verbinding staan. Bij drukveranderingen, bijvoorbeeld
bij opstijgen of landen, of bij een plotseling verlies van cabinedruk,
moet de druk van het gas in deze holtes in evenwicht komen met de druk
van de nieuwe omgeving. Indien dit niet gebeurt, treden er allerlei symptomen
op.
Men kan deze lichaamsholtes onderverdelen in gesloten en halfgesloten
holtes.
Halfgesloten holtes: longen, middenoor, sinussen.
Gesloten holtes: gastro-intestinale ruimte.
Bij luchtdrukveranderingen zal het gedrag van een gas in een holte bepaald
worden naargelang de verbinding met de omgeving gemakkelijk gebeurt of
niet.
Dit hoofdstuk beschrijft de belangrijkste lichaamsholten en het mechanisme
waarop de druk binnen deze holten in evenwicht wordt gebracht bij verandering
van atmosferische druk en ook de problemen die kunnen ontstaan wanneer
de drukken niet in evenwicht worden gebracht.
4. Mechanisme van gasexpansie.
Bij stijgen zal het volume van het gas toenemen. Dit gebeurt bijvoorbeeld
bij stijgen, of bij verlies van cabinedruk op grote hoogte.
Bij dalen zal het volume van het gas binnen de lichaamsholtes afnemen
want: P1V2=P2V2 CtC
5. Effecten van drukveranderingen op semi-gesloten lichaamsholten.
a. Het middenoor.
De holte in het middenoor is van de buitenwereld gescheiden door het
trommelvlies. Er is een verbinding met de neusholte en dus met de buitenwereld
langs de buis van Eustachius. Het proximale 2/3 gedeelte van deze buis
heeft zachte wanden (slijmvlies) en is in normale omstandigheden gecollabeerd.
Bij stijgen expandeert het gas in het middenoor en zal ontsnappen langs
deze buis van Eustachius, zodat de druk binnen en buiten het trommelvlies
geëgaliseerd wordt. Het proximale gedeelte van de buis echter werkt
als een éénrichtingsklep, zodat het stijgen veroorzaakt dan
nooit problemen. Het ontsnappen van gas langs de buis van Eustachius wordt
ervaren als een klikgevoel in de oren. Deze klik treedt ongeveer alle 500
ft tot 1000 ft op.
Bij dalen moet de lucht van de neusholte binnenstromen in het middenoor
om een drukevenwicht te bekomen in het middenoor en erbuiten. Bij de meeste
mensen verhindert de éénrichtingsklep in de buis het passief
binnenstromen van lucht naar het middenoor. Dit heeft tot gevolg dat de
groter wordende atmosferische druk buiten, het trommelvlies lichtjes naar
binnen zal duwen. Dit gaat zo verder tenzij er lucht binnenstroomt via
de buis van Eustachius. Deze vervorming van het trommelvlies veroorzaakt
een gevoel van volheid in het oor en een vermindering van het gehoor. Indien
het dalen verder gaat zonder egalisatie van de drukken zal dit pijn veroorzaken.
Soms veroorzaakt dit ook een stimulatie van het binnenoor (evenwichtsorgaan)
met duizeligheid tot gevolg. Deze druk op het trommelvlies ,dat rood wordt,
eventueel gaat bloeden en zelfs scheuren, noemt men ook :BAROTRAUMA.
Om nu de drukken langs het trommelvlies te egaliseren, tijdens de landing,
moeten soms actieve manoeuvres uitgevoerd worden om de buis van Eustachius
open te maken: slikken, geeuwen, onderkaak bewegingen. Dit is echter maar
efficiënt bij ongeveer 50 % van de bemanningen. De anderen moeten
de druk verhogen in de neusholte om het gas naar het middenoor te forceren.
Dit noemt men het Vasalva-manoeuver (geforceerde expiratie met gesloten
lippen en neus). Dit wordt regelmatig gedaan door piloten bij de landing.
Er bestaan ook nog andere technieken zoals het manoeuvre van Frenzel bij
gesloten glottis(luchtpijp) mond en neus, worden de mondbodemspieren en
de spieren van de pharynx samengetrokken. Men kan dit vergelijken met wat
er gebeurt als men de neus snuit, maar het moet aangeleerd worden. Deze
techniek kan zowel gebruikt worden bij uitademing als bij inademen.
Toynbee-manoeuver: slikken terwijl de neus gesloten is. Deze techniek
wordt gebruikt om na te gaan of de buis van Eustachius goed functioneert
op grondniveau. Hij veroorzaakt een vermindering van ruk in de neus en
mag dus niet gebruikt worden bij de landing.
Deze technieken worden dus veelvuldig gebruikt door bemanningen van
een vliegtuig. (alle 1000 ft , tot één keer per 4000 ft of
meer). De druk die kan gemaakt worden door deze technieken is echter beperkt
en de buis van Eustachius gaat "op slot" wanneer het drukverschil binnen
en buiten het middenoor groter wordt dan 90-120 mm Hg.
Bij infectie van de hogere luchtwegen, zwelt het slijmvlies van deze
luchtwegen op, zodat er een belemmering ontstaat voor het binnenstromen
van lucht in het middenoor, tijdens het dalen. Het trommelvlies wordt dan
naar binnengerukt en dit veroorzaakt doofheid en pijn. De veranderingen
in het trommelvlies en het middenoor, veroorzaakt door slechte ventilatie
van het middenoor, worden ook BAROTRAUMA genoemd. Dit ontstaat vooral als
er een infectie bestaat van de hoge luchtwegen, maar het kan ook veroorzaakt
worden door een te snelle daling of het niet toepassen van de technieken
om het middenoor te ventileren.
b. De paranasale sinussen.
Deze sinussen zijn holtes gelegen in de aangezichtsbeenderen en de schedel.
De frontale sinussen zijn verbonden met de neusholte via een relatief lange
tube, terwijl de sinussen naast de neus zijn verbonden met de neusholte,
via een gat in de wand.
Tijdens het opstijgen en het dalen worden deze holtes dus geventileerd
via de neusholte, zodat er zich geen drukverschil kan opbouwen. Wanneer
echter de wanden van de sinussen gezwollen zijn of ontstoken komt de ventilatie
in het gedrang, vooral bij de landing. Dit veroorzaakt een ernstige pijn
in het aangezicht, de wangen, het voorhoofd of diep in het hoofd, dikwijls
gepaard gaand met lopende ogen.
Hier helpen de hierboven beschreven technieken(Vasalva,Frenzel, Toynbee)
niet. Nasale decongestiva (neusspray) helpen om het slijmvlies te laten
ontzwellen, maar meestal moet de daalsnelheid verlaagd worden of moet er
zelfs opnieuw gestegen worden.
Bij verder dalen ontstaat er beschadiging van het slijmvlies in de sinussen
met een daar uit volgende bloeding in de sinus. Dit fenomeen treedt gemakkelijk
opnieuw op en een chirurgische ingreep is dan aangewezen.
C. De longen.
De longen bevatten een groot volume gas en de verbindingen van de longblaasjes
met de buitenwereld zijn zeer nauw. Daarom zijn de longen zeer kwetsbaar
bij een groot, plots optredend drukverlies zoals bij een cabinedecompressie
op grote hoogte.
Tot nu werden echter nog geen grote letsels beschreven bij decompressie
met open luchtwegen. Experimenteel werden wel longletsels vastgesteld bij
proefdieren. Deze letsels worden veroorzaakt door uitrekking van het longweefsel(
zoals een kapot springende elastiek). Bij het scheuren van het longweefsel
vloeit de lucht tussen het weefsel naar het mediastium en zelfs tot in
de nek. Lucht vloeit ook in de gescheurde bloedvaten en veroorzaakt gasembolen.
Het komt er dus op aan van niet te slikken of de adem in te houden bij
een plotse decompressie( omdat de luchtwegen dan een gesloten met gasgevulde
ruimte worden).
6. Effecten van drukveranderingen op gesloten ruimtes.
a. Het spijsverteringskanaal
Gezonde personen hebben een volume van 0 to 400 ml lucht in het spijsverteringskanaal.
Deze lucht is afkomstig van het inslikken van lucht, wordt geproduceerd
door de bacteriën in de darmen en wordt veroorzaakt door uitwisseling
tussen gassen in de weefsels en het bloed.
Bij stijgen zet het gasvolume in de maag uit en ontsnapt via de slokdarm
en de mond. Het gas in de dikke darm verlaat het lichaam via de anus. Bij
snelle decompressie kan dit wel eens problemen veroorzaken zoals buikpijn
en in sommige gevallen zelfs zeer hevige krampen in het abdomen, gaande
tot bewustzijnsverlies. Er werden echter nooit letsels beschreven van de
organen in de buikholte.
Deze problemen worden groter bij infectie van het darmkanaal of wanneer
grote hoeveelheden gasproducerende voeding werd gegeten zoals wortelen,
bonen ,bloemkolen of zuurhoudende dranken. Door ervaring leren vliegeniers
welke voeding veel gas produceert en wordt deze dan ook vermeden daags
voor de vlucht.
b. De tanden.
De uitzetting van gas in de tanden kan bij opstijgen ernstige tandpijn
veroorzaken. Dit gas kan zich tussen de tand en een diepe vulling bevinden.
De kwaliteit van tandvullingen is echter in die mate geëvolueerd dat
dit fenomeen zeldzaam is geworden. Toch kan nog tandpijn voorkomen veroorzaakt
door cariës, waarbij gas geproduceerd wordt door micro-organisme en
dan vooral bij een acuut of chronisch geworden apicaal tandabces.
|